Eén van de mooiste aspecten van patiëntenzorg is het klinisch vervolgen van mensen door de tijd heen. Na de lange tijd van patiëntenzorg in ons ziekenhuis kan ik soms intens genieten van het zien opgroeien van mijn patiënten of hun kinderen. Op de leeftijd van 14 jaar ben je hier volwassen: dan komen deze tieners alleen naar het ziekenhuis toe en halen hun eigen medicatie op bij de apotheek. Deze letterlijk jongvolwassenen moeten vaak alles zelf rooien, en epilepsie is al een aandoening waarop een stigma berust. Dus ze komen schielijk binnen, fluisteren de diagnose en dat het best aardig met ze gaat of dat zij vorige maand nog een aanval hebben gehad, stoppen het medicatierecept in hun zak en glippen de poli weer uit. Toch ben ik vaak onder de indruk van het feit dat zij zelf (kunnen) komen; vaak al een baan hebben of studeren; op zo’n jonge leeftijd deze gevoelens van uitsluiting wel de baas kunnen en zorgen dat hun aandoening onder controle blijft. Ik heb het hier onlangs nog over gehad in de Podcast over mijn werk. In het kader van de Kerstgedachte zijn we graag samen als familie, maar dat zal dit jaar niet lukken. De zes kinderen zitten verspreid over drie landen (twee bij ons in Tanzania; twee studeren in Nederland; twee in de Verenigde Staten) en de reiskosten zijn niet te overzien. Dus dit jaar moeten we maar heel veel aan elkaar denken en de maanden aftellen tot het zomer is. Dan komen zij na anderhalf jaar weer thuis. De huidige toestand van de wereld met verwoesting en haat maakt het er niet makkelijker op en soms overweeg ik maar het nieuws niet meer te volgen als een soort bescherming van de ziel. Maar ja, misschien zit er ergens goed nieuws tussen!